Een mens is  pas vergeten als zijn naam  vergeten is'
 


Onder het huis 'De Hörste' van de familie Prinsen, gelegen aan de Lage Heurnseweg, lag een grote voorraadkelder.

In de oorlogsjaren deed deze kelder regelmatig dienst als schuilkelder. Niet alleen voor vader en moeder Prinsen en hun zes kinderen, maar ook kwamen de buren er vaak een veilig onderkomen zoeken wanneer er weer beschietingen waren.

Broer Johan en zus Tebeest-Prinsen vertellen over wat zij nog weten uit die tijd.

"Het was een grote kelder met buiten een luik waardoor de aardappelen naar beneden werden gebracht. In de oorlogsjaren had vader er matrassen in gelegd en bij beschietingen moesten we meteen de kelder in. In de die tijd kwam een zus van onze moeder met haar man en 3 maanden oude dochtertje bij ons wonen. Dat waren Anna, Theo en Thea Veerbeek van de Molenweg in Dinxperlo. In Dinxperlo werd het te gevaarlijk en ze voelden zich toch veiliger in het buitengebied. Theo Veerbeek dook eigenlijk bij ons onder want hij was op verlof vanuit de 'Arbeitseinsatz'".


Het was 26 maart 1945 toen het noodlot toesloeg.

"We hadden net tussen de middag gegeten toen moeder de buren naar ons toe zag komen lopen. Er waren weer jabo's in de lucht. Theo Veerbeek, die in Hamburg wel gewend was geraakt aan de bombardementen, wilde even naar hun huis in de Molenstraat, om te kijken of daar alles goed was. Wij kinderen, tante Anna en de kleine Thea waren al in de kelder, maar vader en moeder en oom Theo waren nog in het huis. Opeens klonk er een enorme knal, en volgens moeder was er overal vuur en heel veel stof. De weg naar de kelder was versperd door het puin maar we konden door het luik naar buiten kruipen. Vader en moeder waren gewond geraakt, maar niet levensgevaarlijk. Toen zag vader Theo Veerbeek dood tussen het puin liggen. We kunnen ons nog goed herinneren dat tante Anna heel erg overstuur was bij de aanblik van haar overleden man. Het was een verschrikkelijke toestand". 


Een voltreffer had het huis geraakt.

"Een voltreffer had de voor- en achtergevel van het huis weggeslagen en alleen het middenstuk stond nog. Vader had een wond aan zijn achterhoofd en bij moeder was door een granaatscherf bij haar heup en knie geraakt. Vanaf hun kwartier aan de Kalverweidedijk kwamen enkele Duitse soldaten aangerend. Eén was verpleger en verleende eerste hulp aan mijn moeder, die er toch naar aan toe was. Op een ladder werd ze naar familie gebracht die verderop woonde. Later is dokter de Keyzer gekomen om haar te behandelen. Ze moest nog lang behandeld en verzorgd worden want de wond was geïnfecteerd geraakt. Wij kinderen woonden zolang bij opa Kemink in De Heurne totdat ons huis zover in orde gemaakt was dat we er weer konden gaan wonen'.


------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Theo Veerbeek was 32 jaar toen hij op de Hörste overleed. 

Hij werd in Dinxperlo geboren op 29 augustus 1912.

Zijn ouders waren Derk Jan Veerbeek en Aaltje Veerbeek-Nibbelink.

Hij trouwde met Johanna Kemink. Het echtpaar Veerbeek kreeg een dochtertje, Thea genaamd.


Net zoals zijn zwager Gert Prinsen, werkte hij op de Tapijtfabriek Maurits Prins.

In juni 1942 werden arbeiders van de Tapijtfabriek en van de Metaalgaasweverij opgeroepen zich te melden voor de 'Arbetseinsatz'. 

Theo werd in Hamburg en Osnabrück tewerk gesteld.