Een mens is  pas vergeten als zijn naam  vergeten is'
 

Het verhaal van dochter Janny Geven

Ik was nog maar 2,5 jaar toen mijn vader omkwam bij het bombardement op 10 februari 1945.

Die dag ging mijn vader net zoals anders naar de timmerfabriek Ten Brinke-Bussink, waar hij werkzaam was. Tijdens de werkzaamheden hoorden de werknemers de vliegtuigen aankomen. Mijn vader rende naar buiten om mevrouw Ten Brinke te waarschuwen, maat het was al te laat. Toen hij buiten kwam raakte hij door de druk van de inslagen bedolven onder een grote stapel houtopslag. Zijn collega’s zochten dekking in de fabriek en overleefden het bombardement dat eigenlijk bedoeld was voor het veilinggebouw aan de Nieuwstraat (nu brandweerkazerne), waar de Duitsers veel munitie hadden opgeslagen.

Zwaar gewond werd mijn vader onder het hout vandaan gehaald en meteen naar het ziekenhuis in Terborg vervoerd. Mijn moeder die gewaarschuwd was, vergezelde hem.

In eerste instantie was hij nog goed bij kennis want hij meende dat een ander slachtoffer wiens gezicht ernstig bebloed was, er veel slechter aan toe was.

Toch is hij de volgende dag overleden aan inwendig letsel, mijn moeder achterlatend met drie kleine kinderen (ik was de jongste op dat moment) en zwanger van de vierde.

Mevrouw Ten Brinke en haar dienstmeisje Dina Prinzen kwamen tevens om door het bombardement. De zorgen om beide vrouwen heeft mijn vader tenslotte met de dood moeten bekopen. 


De timmerfabriek aan de Nieuwstraat met links het huis van Bussink en rechts het huis van Ten Brinke.

Op de voorgrond de rails van de treinverbinding Dinxperlo-Varsseveld.